Reisverhaal «Po19-04»
Portugal - restart
|
Portugal
|
0 Reacties
21 Mei 2019
-
Laatste Aanpassing 27 Mei 2019
Po19-04
Woensdag 22 mei
Portugal moet je zien via de kleine wegeltjes, dat bleek nog maar eens vandaag. Ons traject ging van Marvão (The Marvelous) naar Castelo de Vide. Een gezellig stadje dat eveneens prat gaat op z’n ‘Castelo’. Het kasteel is eigenlijk een ruïne maar er wordt aan gewerkt… Onze aandacht ging meer naar de kleine straatjes rondom het kasteel. In eentje ervan vonden we een bloemenrijk versierde gevel met, in een mandje, een aanbod van mooie hand-gehaakte niemendalletjes, gevuld met lavendel. Een oud vrouwtje maakt ze en vraagt er 2,5€ voor. Daar wil je toch naartoe !!!
Het zijn bijna allemaal smalle, stijle straatjes. Heel fotogeniek weer. Gezellig is ook het grote plein en de daarmee evenwijdig lopende straat waar het ene café naast het andere z’n terrasje heeft opgesteld. Bij eentje ervan nemen we een verfrissing en ook ons eerste schoteltje met ‘Caracoles’.
Deze in look en andere kruiden gekookte slakjes worden opgediend als petisco’s (zoals Spaanse tapa’s) maar zijn niet altijd of overal verkrijgbaar. De wijze van bereiding maakt de kwaliteit.
Onze plattelandsverkenning gaat verder via Flor da Rosa, Monte da Pedra, Comenda, Magalha en Gavião tot over de dam aan de Tejo rivier in Ortiga. Onderweg zagen we tot twwe maal toe een slang snel de weg oversteken. Die warmen zich in dit weer graag op het asfalt maar voelen meestal ook wel de trilling van naderende auto’s om zich uit de voeten te maken. In Ortiga zochten we nog eens een camping op. De camping municipal is niet groot maar erg verzorgd, een aanrader. Als 65+ krijg je nog eens 50% korting dus ons 24u verblijf kost ons slechts 5,35€. Gereden: 89km.
Donderdag 23 mei
Vandaag deden we wat ‘Alentejo-hopping’. Via enkele dammen staken we verschillende keren de Rio Tejo over en die vormt de grens van de landstreken Alentejo en Beira. We verlaten Alentejo dus vandaag. Het was opvallen hoe anders de streek hier is. Veel, heel veel Eucalyptus bossen. We hadden het er tijdens vorige reis al over. Opvallend genoeg reden we vandaag soms kilometers doorheen afgebrand gebied. Alles zag zwart, tot de gesmolten verkeersborden toe. Zal men het hier dan nooit leren. Dat de Eucalyptus bossen afbranden zou je niet erg kunnen vinden maar de enorme bestanden van dennenbos staan nog steeds zwart en dood. De Eucalyptusbomen daarentegen zijn, na de brand van twee jaar geleden, al terug aardig opgeschoten.
In Vila Velha de Ródão rijden we langs een enorme papierfabriek. Echt enorm groot. Reizigers die de plaatselijke camperplaats wilden gebruiken ontvluchtten het stadje omwille van de verschrikkelijke stank die er hangt. Heel waarschijnlijk is deze papierfabrikant de reden van al de Eucalyptusbomen in de omgeving. Dat zagen we aan z’n houtvoorraad.
Nisa, het meest noordelijke stadje van Alentejo, had ons niet echt veel te bieden. De weg naar Monte Claro evenwel was mooi. We vonden er in de omgeving een oude steenmijn die een rijke waterplas had gevormd. We zagen er oa. Blauwe reiger en Zwarte Ooievaar (dat was geleden van aan de Rio Salor in Spanje). Via kronkelende wegen en nog meer afgebrande bossen zijn we tot Fratel gereden waar we aan het gemeentelijke zwembad zullen overnachten. Gereden: 123km.
Vrijdag 24 mei
Een snelle rit vanmorgen naar Castelo Branco waar we gelukkig een parkingplaats vonden in het centrum en weer een hele klim deden naar het ‘Castelo’. Dat stelt eigenlijk niet veel meer voor maar het is echt op het hoogste punt boven de stad en je hebt er dus een heel goed uitzicht… en veel wind. Nadien brachten we nog een bezoek aan de bisschoppelijke tuinen. Een lekkere lunch in het klein café-restaurant ‘Forno da Sé’ sloot ons bezoek aan Castelo Branco af. Via Zebreira ging het over prachtige landwegeltjes naar Idanha-a-Velha. We waren eigenlijk op weg naar Relva net voor Monsanto maar vanaf de weg die er naartoe leidde zagen we dat dit dorpje een bezoek meer dam waard zou zijn. Wat vooral onze aandacht trok was het ‘Casa Marrocos’. Een waarlijk imposant en prachtig gebouw dat een beetje buitenaards lijkt in dit kleine dorpje van 90 mensen. De balkons op zich zijn al een traktatie voor het oog. In graniet uitgebeiteld vlechtwerk, je moet het maar bedenken. Wat zou dit een ongelooflijk mooie ‘pousada’ kunnen zijn.
Overigens herbergt dit klein dorpje enkele van de belangrijke archeologische sites van het land. De oudste bouwwerken dateren van de eerste eeuw voor onze tijdrekening. Heel erg de moeite waard en we zijn blij dat we deze locatie zelf hebben gevonden, we hadden het uit onze gidsen blijkbaar niet opgepikt.
We overnachten op het dorpsplein van Relva. Het ligt op een boogscheut van Monsanto dat we morgen willen bezoeken. Neen, niet het Monsanto in de Antwerpse haven, maar een klein dorpje dat helemaal tegen de flank van een rotsige berg geplakt ligt. Het dorpsplein in Relva is een gezellige plek en de schooljeugd die hier nog wat rondhangt, tot mama of papa hen komt oppikken, komt stoutmoedig tot bij Mwenzi om ons een ‘Hallo’ toe te roepen, waarna ze onder luid gelach al rennend hun kameraden terug opzoeken. Gereden: 123km (inderdaad idem als gisteren).
Zaterdag 25 mei
Vroeg vanmorgen naar Monsanto gereden. We hadden van een Portugese camperaar gehoord dat er halfweg het dorpje Monsanto een parking is die weinig bezet is omdat iedereen zo ver mogelijk het dorpje in wil. Daar hebben we Mwenzi onder een boom kunnen stallen, da’s al een pluspunt. Om het dorpje te bereiken is het nog wel een flinke steile klim maar we genieten van de stilte, de eenzame straatjes (de toeristen zitten nog aan het ontbijt… die zien we pas vanaf 10u-11u soms). We gaan ook meteen naar het hoogste punt, nu het nog niet zo warm is. Hier bouwden de Tempeliers in de twaalfde eeuw een donjon, één van de eersten in een lange schakel. Afdalend naar het dorpje, dat toch nog op + een goede 600m hoogte ligt, is het verwonderend hoe hier gebouwd is. Geprangd tussen, soms bovenop of onder enorme granieten rotsblokken staan hier woningen waarvan Toon Hermans zou gezegd hebben “…als het regent zetten ze het binnen…”. Trappen van soms 6-7 treden werden in de granieten ondergrond uitgekapt om een woning te bereiken. Prachtig ! Ook tijdens de lunch zitten we in een restaurantje onder een enorme kei waarvan je alleen maar kan hopen dat ie nog even stabiel blijft liggen… Zelfs varkenskoten vinden hun plaats ergens onder wat opgehoopte rotsblokken. Varkens waren vroeger een belangrijke voedselbron, men kon er worsten van maken die langer bewaard konden worden.
Een mooie anekdote vertelt over een belegering. Toen het stadje belegerd werd door de Moren, waagden de inwoners het hun laatste kalf op te vullen met hun allerlaatste graan. In plaats van het zelf als voedsel te gebruiken gooiden ze het over de muur, naar de Moren. Die waren onder de indruk; ‘als er binnen de stadsmuren nog zoveel voedsel is…’ Het betekende het einde van de belegering. Een prachtige list. Gereden: 2km.
Zondag 26 mei
Via Medelin, Proença-a-Velha, Orca komen we via kleine wegeltjes met weinig verkeer in een streek waar de velden vol staan met Kersenbomen. Uiteraard ook Appelsienen en Citroenen maar de Kersen overheersen opvallend. We hopen er wat van te kopen. Die kans krijgen we in Alpedrinha, een iets groter stadje waar een klein groenten-en fruitmarktje wordt opgezet door mensen die uit eigen tuin hun waren te koop stellen. We kopen een bakje Aardbeien en een bakje Kersen. Die zijn heerlijk, vast en zoet. Het is echter al te warm om veel te wandelen en we rijden verder met enkele korte oponthoudjes via Fundão, Silvares, Ourondo, Paul tot Unhais da Serra op bijna 630m hoogte, waar we een camperplaats opzoeken. Die lijkt heel goed en we zullen hier dan ook overnachten. We dineren vanavond met fruit. Het dorp is vlakbij, een avondwandeling zit er wel in. Gereden: 96km.
Maandag 27 mei
Dat we in de Serra de Estrela in het gebergte zitten zullen we geweten hebben. Via Covihlã gaat het via Belmonte tot Manteigas. Volgens ons gidsboek een mooi stadje maar dat is toch wel overdreven. Dat blijkt bij onze wandeling, sterk overroepen. Maar op de hellende straten hebben we onze beenspieren weer wat geactiveerd. We kopen er wel een echte Serra kaas. Die zou de beste schapenkaas van Portugal zijn. En die is inderdaad niet slecht, bewijst onze lunch onderweg naar Torre. Via een smalle maar prachtige weg die in een gletsjervallei is aangelegd, stijgen we stilaan tot boven de 1800 meter. Door de vallei stroomt de Zêzere. We zien onderweg een berghut waar Bremtakken werden gebruikt als dakbedekking, een gebruik eigen aan deze streek. Dan begint weer een stuk flink klimwerk tot we in Torre aankomen. Het hoogste punt in Portugal op 1993 m. hoogte. Mwenzi deed het prima, op sloffen als het ware. Maar wat een uitzichten. Het is hier een skigebied maar, buiten enkele toeristen die de rit naar hier doen, ligt het er nu zo goed als verlaten bij. Dat de Serra-kaas bekend is toont de aanwezigheid van tal van winkelstalletjes in enkele gebouwen boven op de berg. Letterlijk honderden kazen, van tientallen producenten worden aangeprezen. Ook Portugese hammen hangen hier te rijpen (allicht droogt de berglucht beter). We willen hier overnachten in de hoop van een mooie zonsondergang en een mooie zonsopkomst morgenvroeg. Maar nu we hier al een uurtje staan (het is nu 18u.) zien we steeds meer wolken het gebergte op trekken… benieuwd wat het wordt. Gereden: 100km.